Wat is het Neurosequential Model of Therapeutics (NMT) en hoe werkt het?
Roland: ‘Het neurosequentiële model gaat over de basisprincipes van onze hersenontwikkeling, dus hoe ontwikkelen wij ons als mens tot een gezond, empathisch iemand. Als je de basisprincipes van hersenontwikkeling begrijpt, begrijp je wat er nodig is voor een gezonde ontwikkeling en kun je dit vertalen naar de ggz.
Een van de basisprincipes waarop het model is gebaseerd, is de neurosequentiële (opeenvolgende red.) hersenontwikkeling: je hersenen ontwikkelen van onder naar boven, van binnen naar buiten en van achteren naar voren. Deze ontwikkeling vindt voor het grootste deel plaats in de baarmoeder tot ongeveer het zesde levensjaar.
Een tweede basisprincipe is het onderscheid tussen de vier hersenengebieden: de hersenstam die je in leven houdt, de tussenhersenen die voor rust en regelmaat zorgen, het limbische systeem dat betrokken is bij emotie en het bovenste deel, het corticale systeem van waaruit beslissingen worden gemaakt. Deze deelgebieden werken onderling samen, maar als het ene deel van de hersenen teveel gas geeft en het andere teveel op de rem staat, ontstaat een disbalans.
Zo’n disbalans zie je vaak bij getraumatiseerde mensen zoals veteranen: bij hen staat het gaspedaal van het onderste deel van de hersenen helemaal open, waardoor zij zich continu onveilig voelen en op hun hoede zijn. Het bovenste deel van de hersenen staat daarentegen altijd op de rem, wat ertoe leidt dat ze moeilijk gebruikmaken van hun slimme, cognitieve brein. Bij alcoholgebruik gebeurt juist het tegenovergestelde: de alcohol legt het bovenste hersendeel plat en dat verklaart waarom bij alcoholgebruik mensen meer ongeremd gedrag vertonen.’
Tony: ‘Kennis van deze basisprincipes geeft inzicht in waarom een therapeutische interventie gericht op het bovenste hersendeel, zoals cognitieve gedragstherapie bij alcoholisme, alleen effectief is als het onderste hersendeel voldoende ontwikkeld is. Het NMT brengt deze individuele ontwikkeling en iemands voorgeschiedenis met behulp van een metric, voorzien van een zogenaamde Brain Map, en uitgebreide vragenlijsten in kaart, waaruit vervolgens een therapeutisch adviesrapport komt.’
Roland: ‘Naast de negatieve aspecten van de ontwikkeling van een kind weegt dit model ook de positieve aspecten mee. De impact van een negatieve ervaring hangt namelijk heel erg af van de relationele buffer. Dit model bekijkt wat een kind heeft meegemaakt aan stress en narigheid, maar ook wat de buffer is geweest aan sociale relaties tijdens de ontwikkeling alsook in het hier en nu. Veel mensen die in hun jongere jaren narigheid hebben meegemaakt, komen gelukkig niet allemaal in beeld bij hulpverleners, mede doordat de steun die zij hebben ervaren van de mensen om zich heen voor verminderde impact heeft gezorgd.’
Tony: ‘Daarnaast vormen de positieve sociale relaties die je hebt een belangrijke buffer tegen de gevolgen van narigheid. Neem bijvoorbeeld een kind met leukemie, je ziet dat de omgeving dan als het ware om het kind en het gezin heen gaat staan. Dat is natuurlijk een hele nare tijd, maar relatief gezien zie je dat deze kinderen meer kans maken op een gezonde ontwikkeling dan kinderen bij wie er een armoede is aan intermenselijke relaties. Zij kunnen door relatief minder narigheid behoorlijk uit het lood geslagen worden.’
Tony: ‘In feite doe je met volwassenen niet veel anders dan je met een kind zou doen. Behalve dat bij een volwassene veel vaker wordt gestart met cognitieve gedragstherapie, omdat de cortex bij hen al is uitgerijpt. Bij ongeveer de helft van de mensen is deze behandeling alleen onvoldoende effectief. Dat komt dus doordat we allemaal proberen via het hoogste breindeel de rest te beïnvloeden. Maar eigenlijk wil je ook van onder naar boven, want dat is veel logischer als je kijkt hoe het brein zich ontwikkelt.
Iemand die bijvoorbeeld op jonge leeftijd misbruikt is, daar nooit over gesproken heeft en daar op volwassen leeftijd ernstige psychische problemen aan ondervindt, kan de opgelopen schade repareren door opnieuw te leren dat je wel een fijne relatie met iemand kunt opbouwen. Het oude beeld zal bij een volwassene nooit helemaal weggaan, je overdekt het alleen met iets nieuws. Bij kleine kinderen leg je wel nog de basisstenen en daarom is het juist bij hen zo belangrijk om op die jonge leeftijd positieve bouwstenen neer te leggen.’
Voor wie is dit model interessant?
In principe is elk therapeutisch model fout, ook het NMT, alleen de vraag is wat het meest bruikbaar is. Complex getraumatiseerde kinderen hebben over een breed scala klachten. Deze gaan vaak gepaard met lichamelijke klachten, zoals astma, eczeem, overgewicht, hartkloppingen, zweten, slapeloosheid etc. Dit valt met de DSM-5 moeilijk te ondervangen. Daarnaast zegt een DSM-stoornis iets over de klachten, maar niets over het kind.
In mijn werk probeer ik dan ook rekening te houden met zowel de positieve als de negatieve ontwikkelingsgeschiedenis van het kind en het liefst ook die van de ouders. Omdat het NMT meer over het kind zelf zegt, geeft het ook meer richting aan het soort interventie dat voor dat kind het meest aangewezen is. Zo zijn sommige kinderen geholpen met cognitieve interventies, terwijl andere kinderen veel meer zintuiglijke interventies behoeven om mentale klachten op te kunnen lossen.'
Roland: ‘Dit brengt ons ook wel bij het implementatievraagstuk. Naast dat de vertaling van Engels naar Nederlands soms lastig is, is het veel moeilijker om een verandering te creëren in onze denkwijze. Het NMT vergt een andere manier van kijken, wat voor veel mensen onwennig is. Zo is de rol van de therapeut veel kleiner in het NMT dan nu het geval is, omdat het NMT veel meer uitgaat van het systeem waarin iemand verkeert. One-size-fits-all wordt daardoor veel minder toepasbaar. Dat vraagt ook andere handelingen van de therapeut.’
Tony: ‘Ik zou het mooi vinden als we in de komende tien jaar een situatie creëren, waarin het NMT steeds meer gemeengoed wordt en een plaats krijgt naast bestaande behandelmethoden als EMDR, cognitieve gedragstherapie en andere psychotherapieën. Ik zie dan een Europees netwerk voor me voor de behandeling van kinderen, risicogezinnen en zeer getraumatiseerde of verwaarloosde volwassenen, waarbinnen dit gedachtegoed onderdeel uitmaakt van wat therapeuten tot hun beschikking hebben in de behandeling van deze mensen.’